Vliegen
Het grote verschil tussen hardlopen en (snel)wandelen is, dat je tijdens het hardlopen ‘los komt’ van de grond. Er is – als het goed is – een moment waarop je met beide voeten in de lucht bent.
Hoe langer je ‘zweef-fase’, hoe grotere stappen je kan maken, terwijl je je voet nog onder je lichaamszwaartepunt plaatst. Wanneer je niet los komt van de grond, en je maakt een grote stap, dan landt je onvermijdelijk en loeihard op je hak, op een manier die we niet willen.
Om een grote stap te kunnen maken, wil je in de zweef-fase zoveel mogelijk horizontale beweging hebben, en zo min mogelijk verticale beweging. Je wil als het ware naar voren ‘vliegen’ en niet ‘omhoog’.
Dat kan door
- naar voren te leunen vanuit je enkels
- je lichaam recht te houden, één rechte lijn tussen je hoofd en je voeten
- je heupen naar voren gekanteld
- je voet te laten landen onder je lichaamszwaartepunt
- de beweging in te zetten vanuit je armen, als een zwaan die opstijgt
Filmpje van de deskundige:
Loopscholing:
De belangrijkste oefeningen van deze les is kaatsen. Deze oefening zorgt voor:
- een kort grondcontact
- met beide voeten loskomen van de grond
- een voetlanding op je voor- of middenvoet
In dit filmpje worden het kaatsen gedemonstreerd:

